TB · 01-11-2019 · 5 minuten om te lezen
14 november 1941: Volga Sea-Landing Operation
Vandaag zouden ze dan écht het water op gaan en uitvaren richting Nederland, Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Peter Tazelaar. Maar de zee ging te keer en maakte hen ‘grondig ziek, nat, koud en ongelukkig’. Verder dan twintig mijl uit de Nederlandse kust kwamen ze niet. De operaties hadden al op 12 oktober moeten beginnen, maar slechte weersomstandigheden hadden hen aan de wal gehouden.
Brothers in arms
Eind september was besloten hoe hun operatie met de codenaam ‘Volga Sea-Landing Operation’ eruit zou zien: Tazelaar moest in Scheveningen aan land worden gezet en een paar dagen later weer opgehaald worden. De uitvoering lag bij de tweede luitenant Hazelhoff, korporaal-adelborst Tazelaar en soldaat Krediet in een verder geheel Engels team: commander Frank Slocum, verantwoordelijk voor alle communicatie over zee- en luchtmacht voor de Secret Intelligence Service, luitenant-kolonel Euan Rabagliati, aan het hoofd van de Nederlandse Sectie van de SIS, zijn rechterhand tweede luitenant Dudley Overton “Charles” Seymour en luitenant George Whalley van de Naval Intelligence Division.
Na een ‘grondige opleiding pistool- en tommygunschieten’, begonnen Hazelhoff, Tazelaar en Krediet aan landingsoefeningen aan de westkust van Engeland. Begin oktober vond de eerste oefening plaats in Portsmouth. Slocum, Rabagliati en Whalley waren erbij aanwezig. ’s Middags oefenden ze op een Motor Torpedo Boat en opnieuw om elf uur ’s avonds en drie uur ’s nachts. Zo konden ze wennen aan de marine-omgeving, de boot en de Engelse termen die rond hen klonken. ’s Avonds werden ze hartelijk onthaald in de officersmess, hoewel niet allen officier. Met een toast op de Nederlandse koningin en ‘brothers in arms’, verliep de eerste kennismaking met de Engelse marine ‘zeer prettig’, aldus Hazelhoff Roelfzema.
Appledore & Barnstaple
Portsmouth beviel Hazelhoff niet omdat de omstandigheden te veel afweken van de Nederlandse kust. Ze zochten andere plekken en oefenden driemaal een dag of drie in Appledore en éénmaal in Barnstaple in Devon. Ook Appledore viel tegen. Hazelhoff rapporteerde over ‘vermoeiende boottochten en koude zwempartijen’. De oefeningen waren slecht voorbereid, de omstandigheden ongeschikt. Positief was dat ze wenden aan zeeziekte. Over het Engelse marinepersoneel hadden ze niet te klagen: de stemming was ‘steeds voortreffelijk’.
In Barnstaple, tien kilometer oostelijker, vonden ze de kust het meest op de Nederlandse lijken. Drie keer oefenden ze het afzetten en oppikken. Tazelaar probeerde zijn waterdichte kleding uit, waarvan vooral de laarzen hem slecht zaten. Hazelhoff rapporteerde: ‘Wij leerden veel technische bijzonderheden, die later in praktijk gebracht zijn. Ik kreeg een idee van de mogelijkheden van actie en beweging in zulk koud water, de jol werd voor een ander type geruild en toen wij te Londen terugkeerden, waren wij inderdaad veel beter voorbereid dan tevoren.’
De Mews in Londen en de havens waar werd geoefend.
Aan boord van de MGB
Ondertussen maakten Hazelhoff, Tazelaar en Krediet tochten naar Felixstowe aan de oostkust, waarvandaan de werkelijke operaties zouden plaatsvinden. In Felixstowe lag de HMS Beehive, een thuisbasis voor Motor Torpedo Boats, Motor Gun Boats en Motor Launches van de Coastal Forces. Het was een belangrijke basis voor de aanvallen op Duitse E-boats (torpedoboten) en scheepskonvooien.
Het wachten was op beter weer. Op 20, 25 en 30 oktober vertrokken ze uit Londen maar bleken, eenmaal in Felixstowe aangekomen, de omstandigheden te slecht om uit te varen. Het was ‘moreel beslist deprimeerend’.
Zo ging de eerste periode met een gunstige maanstand voorbij en moesten ze twee weken wachten. De operaties waren alleen mogelijk in nachten met een maanstand tussen het laatste en het eerste kwartier, wanneer de boot het minst zichtbaar zou zijn. Behalve met het maanlicht, hield het schema van de operatie rekening met de avondklok in Scheveningen: landen tussen middernacht en vier uur ’s ochtends was uitgesloten.
Met Rabagliati en Whalley reden de mannen op 13 november naar Great Yarmouth voor de volgende poging, 100 kilometer noordelijker dan Felixstowe. Het weer was slecht en de zee ruw, dus van uitvaren was geen sprake.
In ‘battle-dress’
Op 14 november waren de omstandigheden beter. Ze gingen aan boord van de MGB 320, een motor gun boat uit de Fairmile C-klasse, met een bemanning van zestien man. Om twee uur ’s middags voeren ze uit, onder leiding van luitenant Peter Loasby. Met zijn 22 jaar was hij jonger dan Krediet (26) en Hazelhoff (24) en een jaar ouder dan Tazelaar. Loasby had de leiding over een Motor Gun Boat Flotilla dat vanuit Yarmouth patrouilleerde. De zee was onrustig. Iedereen had het zwaar. Twintig mijl van de Nederlandse kust dook het schip ‘in een zeer zware golf’. De voorkant van de kaartenkamer lag in scherven wat navigatie onmogelijk maakte. Om zes uur ‘s ochtends keerden ze terug naar Yarmouth. De les van deze tocht was dat alle voorbereiding voor het vertrek moest gebeuren, voor het bootje ‘als een gek te keer ging’.
Op 19 november gingen ze opnieuw aan boord. Nu waren ze er een uur van tevoren om voor te bereiden: ‘We hadden onze battle-dress aan, probeerden onze pistolen en tommy-guns, rustten de dingy uit, maakten alles klaar voor actie en gingen slapen.’ Het weer en de zee zagen er gunstig uit, maar nu het was de bakboordmotor die protesteerde. Door een lek kwam er water in de machinekamer en kon de motor niet gerepareerd. Een Duitse bommenwerper miste de boot op tien meter afstand.
De volgende dag bood een nieuwe kans. Ze liepen de voorbereidingen door met sub-lieutenant Bob Goodfellow. Niet alleen de bakboordmotor haperde dit keer. Vijftien mijl van de Nederlandse kust hielden de andere twee er mee op, ook de ‘stille motor’ die voor de laatste mijlen nodig was. Tegen de tijd dat de motor gerepareerd kon worden, waren de zee en de weersomstandigheden onrustiger. Bovendien sprong de hydraulische stuurinrichting. Loasby bood aan een poging tot landing te doen, maar zou een precieze navigatie niet kunnen garanderen. Na twintig uur op zee bereikten ze de thuishaven.
De MGB 335, uit dezelfde klasse als de MGB 320. Collectie IWM, FL 16330.
De zevende keer…
De eerste keer dat ze werden opgeroepen in Felixstowe, verwachtten Hazelhoff, Tazelaar en Krediet binnen een week de operatie van landing en afhalen achter de rug te hebben. Maar op 20 november keerden ze terug naar Londen, na zes pogingen. Het weer leek te slecht om deze maanperiode nog te kunnen varen. Scheveningen hadden ze nog niet gezien.
De navigatie is geleerd door de vele malen dat we Scheveningen gemist hebben; de tijdrekening is geleerd door de vele malen, dat we te laat waren; de branding hebben we leren kennen, doordat we erin zijn omgeslagen; de verlammende invloed van de koude heb ik leren kennen door vrijwel te verdrinken tijdens een afstand van vijftien meter zwemmen; de moeilijkheden op het strand, door er de eerste maal twintig minuten naar een piertje te hebben moeten zoeken; de organisatie aan boord der MGB door de eerste keer zoo zeeziek te zijn geweest.
Op 21 november kwam in Londen het bericht: gereed maken om de volgende dag om 9 uur ’s ochtends te vertrekken. Whalley bracht hen naar Great Yarmouth. Om half drie ’s middags voeren ze uit. De zee was ijskoud, maar ‘zo kalm als een meer’. Ondanks de defecte stuurinrichting lukte het om Tazelaar naar Scheveningen te brengen.
Bron
S.E. Hazelhoff Roelfzema, Rapport op het tot stand brengen van het Contact Holland [maart 1942]. Nationaal Archief, Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, 1947-1956, 2.02.27, inv.nr. 111, bijlage 10-I.