TB · 22-11-2020 · 6 minuten om te lezen
SOE tast in het duister
In mei 1946 stelde PvdA-kamerlid Jaap le Poole vragen in de Tweede Kamer ‘betreffende het instellen van een onderzoek in verband met de gevolgen van de uitzending van een agent vanwege het Ministerie van Oorlog te Londen in 1941’. Hij doelde hiermee op wat bekend is komen te staan als het Englandspiel.
Vragen van le Poole
le Poole was actief geweest in het verzet. Eind 1943 had hij twee agenten ontmoet die al ruim een jaar eerder uit Engeland in Nederland gedropt waren. Ze waren bij aankomst meteen door de Duitsers gearresteerd, maar vervolgens uit de gevangenis ontsnapt. Uit hun verhaal bleek dat 23 agenten van hun organisatie in gevangenschap waren. Vanaf de eerste agenten die in november 1941 waren uitgestuurd, waren ze bijna allemaal in Duitse handen gevallen. Dus le Poole wist het antwoord al op de eerste vraag die hij in 1946 stelde: werden door de Nederlandse inlichtingendienst in het najaar van 1941 een agent en marconist uitgezonden, die in het voorjaar van 1942 door de Duitsers gearresteerd werden en ‘aan de Duitschers mededeelingen hebben gedaan betreffende de wijze van overkomst van andere Nederlandsche agenten en tevens de door hen gebruikte code hebben bekendgemaakt?’ Dat bevestigde minister-president Schermerhorn.
In november 1943 had le Poole het verhaal van de agenten naar Zwitserland gestuurd, om het naar Londen te laten seinen. Hij wist niet of die waarschuwing was aangekomen. Zijn volgende vraag luidde: was dit aan de Nederlandse autoriteiten in Londen onbekend gebleven, waardoor ongeveer veertig agenten vervolgens in handen van de Duitsers zijn gevallen? En is er een onderzoek ingesteld naar de betrokken Nederlandse dienst? Schermerhorn meldde dat een onderzoek was ingesteld, maar dat er nog geen resultaten waren. Dat onderzoek liep op niets uit; het was uiteindelijk de Parlementaire Enquêtecommissie die in 1950 rapporteerde over het Englandspiel.
Een radiozender en -ontvanger in een koffertje, zoals gebruikt door SOE-agenten. Imperial War Museum (IWM), COM 229.
De genoemde veertig agenten waren gerekruteerd door de Nederlandse inlichtingendienst, maar opgeleid en uitgezonden door de Engelse Special Operations Executive (SOE). Vanaf eind 1941 tot mei 1943 had SOE agenten en marconisten gedropt. Sommigen hadden de opdracht een geheim leger in Nederland te organiseren, dat moest helpen in geval van een geallieerde invasie. Anderen moesten communicatielijnen opzetten, sabotage plegen of ontsnappingsroutes verzorgen. Het idee was om de agenten met verschillende opdrachten gescheiden te houden. Maar de aankomst van de volgende agent werd altijd gemeld aan de in Nederland aanwezige agent: die moest een droppingslocatie regelen, zorgden dat de agent werd opvangen en wapens en ammunitie in ontvangst werden genomen. Vervolgens stuurde die een bericht aan SOE dat de nieuwe agent goed was aangekomen. SOE communiceerde uitvoerig met de agenten en alles leek voorspoedig te gaan. Tot op 10 juni 1943 opeens een waarschuwing uit Nederland kwam.
Vriend van Marius
De waarschuwing kwam niet direct bij SOE binnen, maar bij de Engelse inlichtingendienst Secret Intelligence Service (SIS), een dienst die zich richtte op het verzamelen van militaire inlichtingen. SIS concurreerde met SOE wat betreft agenten, informatie en toegang tot de Nederlandse regering. Tussen beide organisatie bestond een sterke rivaliteit. Pas op 23 juni liet SIS aan SOE weten dat van hun zender in Nederland een telegram was binnengekomen:
Acht parachutisten inclusief Doulin en Drake zijn al weken geleden gearresteerd. De code ‘vriend Marius’ is bekend.Het zou betrekking hebben op SOE-agenten en het SOE-wachtwoord ‘Ik ben een vriend van Marius’.
Twee dagen later vond een bespreking plaats tussen de hoofden van de Nederlandse secties van SIS en SOE. SIS ging er vanuit dat SOE’s belangrijkste agent Karel Beukema toe Water in vijandelijke handen was gevallen (‘onder control’) of tenminste ‘very seriously compromised’ was. SOE daarentegen trok vooral de bron van deze waarschuwing in twijfel. Hoe konden ze weten of die betrouwbaar was? Ze besloten beide een eigen onderzoek in te stellen en daarna de resultaten te vergelijken. Bij de bespreking was ook aanwezig Cyril Harvey van veiligheidsdienst MI5, Section B(1)a die zich bezighield met ‘double cross agents’. Harvey nam de SOE-kant van het onderzoek op zich; op 8 juli 1943 leverde hij zijn rapport af. Van SIS-zijde zou geen antwoord komen.
Harvey vond het bericht van 10 juni verdacht: het was onduidelijk (‘obscure’), maar bevatte net genoeg correcte informatie om Londen ongerust te maken. Er was geen SOE-agent die Drake heette. De échte naam van een SOE-agent was Pieter Dourlein, die op 9 maart was uitgezonden om het geheime leger op te bouwen. Maar onder zijn eigen naam zou hij niet in Nederland bekend moeten zijn: als codenaam had hij Sprout en Paul meegekregen, als schuilnamen Pieter Dijkstra of Davids. SOE had een bericht van zijn veilige aankomst gehad. Niet wetende dat inmiddels alle agenten en alle zenders in Duitse handen waren, ging Harvey ervan uit dat één van de andere agenten wel gewaarschuwd zou hebben, als Dourlein gearresteerd was.
Het telegram van 10 juni kwam over de SIS-zender binnen maar was gericht aan Mattheus de Bruyne van de Nederlandse inlichtingendienst. De bewoording vertrouwde Harvey niet: er stond ‘code slagwoord’, een germanisme. Hij had het woord wel gevonden in een Duits-Nederlands woordenboek, maar niet in Engels-Nederlandse of Nederlands-Engelse woordenboeken. Tenzij het Nederlandse taalgebruik onder de bezetting veranderd was, zou dit begrip tot recent niet door een Nederlander gebruikt zijn, concludeerde Harvey. Inderdaad was dit germanisme in de jaren veertig in gebruik, maar in de jaren dertig is het ook terug te vinden.
Hoewel Harvey zijn twijfels had over de waarschuwing, was het codewoord ‘Marius’ toch zeer alarmerend. Dat sloeg op het wachtwoord ‘Ik ben een vriend van Marius’ dat zes SOE-agenten van de geheime-leger-organisatie hadden meegekregen voor een safe house in Zwitserland, op de terugweg naar Engeland. Zo ook Pieter Dourlein.
Preis of prijs
Terwijl deze kwestie speelde, hoopte SOE nog op de komst van Beukema toe Water, die ze opdracht hadden gegeven naar Engeland terug te keren. Via zijn zender was op 14 juli 1943 bevestigd dat hij uit Nederland zou vertrekken. Vervolgens hadden ze niets meer van hem gehoord. Harvey vond geen reden om te denken dat Beukema toe Water zelf in Duitse handen was. Slechts één detail in zijn telegramverkeer noemde Harvey ‘rather curious’. In april 1943 had SOE een serie berichten over het geheime leger gekregen, afkomstig van Beukema. Volgens afspraak had hij die over zenders van drie marconisten gestuurd, met de code van marconist Jacob Bakker. Twee berichten had SOE niet kunnen decoderen. Tot ze het woord ‘prijs’ vervingen door ‘preis’.
Het gebruik van een Duits woord suggereerde misschien Duitse ‘control’, schreef Harvey. Maar hij vond geen andere aanwijzing dat de drie marconisten in Duitse handen waren. Zijn verklaring:
Cucumber [Bakker] himself is not a highly educated individual and among the papers which SOE hold is a nautical log-book, written in Cucumber’s own hand. There is an instance in this book of a Dutch word which is spelled with the letters ‘ij’ in one place and the letters ‘ei’ in another. After a very careful examination of this incident I am of the opinion that no importance should be attached to it, although one must admit that at first sight it looks suspicious.
In de zomer van 1943 schatte Harvey niet in hoeveel van SOE’s operaties fout waren gelopen. Hij onderzocht het SOE-materiaal, maar hun agenten hadden altijd bevestigd dat ze goed waren aangekomen. Er was geen mogelijkheid om dat te controleren, buiten de eigen zenders om. Er waren (nog) geen agenten teruggekeerd die inlichtingen konden geven. Harvey twijfelde daardoor aan de nieuwe, tegenstrijdige informatie, die later juist zou blijken. Hoewel dat wel was afgesproken, kwam er geen SIS-tegenhanger van Harveys rapport. Section V, de contraspionage afdeling van SIS, was niet aanwezig bij de bespreking van 25 juni en kreeg daarna geen opdracht tot onderzoek.
Chive en Sprout
Volgens Harvey betekende eventuele infiltratie van de geheime-leger-organisatie niet dat SOE’s sabotagegroepen ook gecompromitteerd waren. Hij dacht dat de scheiding van beide circuits ‘practically complete’ was. In november 1943 deed Cyril Miller van SOE’s Security Section (verantwoordelijk voor de veiligheid van alle aspecten van SOE operaties, van rekruteren, scholing en terugkerende agenten) opnieuw onderzoek en concludeerde dat er wel degelijk overlap was tussen beide soorten agenten en dat de schade groter was dan gedacht. SOE wist inmiddels zeker dat het mis was met hun operaties in Nederland, omdat hun agenten ‘Chive’ en ‘Sprout’, Ben Ubbink en Pieter Dourlein, Zwitserland bereikten. Vandaaruit en later uit Spanje stuurden ze rapporten naar Engeland: ze waren uit een Duitse gevangenis ontsnapt, waar alle door de Engelsen gedropte agenten vastzaten.
Na terugkomst van Ubbink en Dourlein moest SOE concluderen dat vanaf mei 1942 al hun agenten, zenders, informatie en gedropte wapens in Duitse handen waren gevallen.
Op 1 april 1944 werd het Englandspiel beëindigd, met een overwinningsboodschap van Duitse kant, direct gericht aan Seymour Bingham, hoofd van SOE’s Nederlandse sectie: ‘Messrs Blunt, Bingham and sucss ltd., London. In the last time you are trying to make business in Netherlands without our assistance. We think this rather unfair in view our long and successful co-operation as your sole agents. But never mind whenever you will come to pay a visit to the continent you may be assured that you will be received with the same care and result as all those you sent us before. So long.’ Noch SOE noch MI5 had het Duitse spel doorzien – het was zo goed gespeeld, dat juist de eerste waarschuwingen in twijfel werden getrokken, niet de eigen operaties. Zelf na die waarschuwingen, duurde het nog even voordat SOE ontdekte wanneer hun plannen ontspoord waren. Hoe het zo mis kon gaan, is een andere vraag.
Bronnen
- Christopher J. Murphy, Security and Special Operations. SOE and MI5 during the Second World War (Basingstoke 2006).
- The National Archives, HS 9/1560/4: personnel file Karel Beukema toe Water (inclusief rapport Harvey), gevonden via: Nationaal Archief, F.A.C. Kluiters, 2.21.424, inv. nr. 178.
- Kamervragen. Aanhangsel Tweede Kamer 1946-I, nr. 14.
- L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog IX, Londen , tweede helft (’s-Gravenhage 1979) 1066-1068.