TB · 22-12-2019 · 3 minuten om te lezen

329

19 december 1941: de weg naar het strand

Over Radio Oranje werd het eerste couplet van het Wilhelmus gedeclareerd: teken dat een Motor Gun Boat weer onderweg naar Scheveningen was. Het gezelschap maakte zich klaar om naar het strand te gaan: Peter Tazelaar, Stuuf Wiardi Beckman, Gerard Dogger en Willem Pasdeloup. Ze zouden het voor twaalf uur en na vier uur ’s nachts proberen; tussendoor mocht men niet op straat zijn.

Via zijn connecties had Dogger twee adressen gevonden waar ze konden verzamelen: bij Johan Scheepmaker in de Groningsestraat en bij Els Kiepe-Comfurius in de Middelburgsestraat.

route naar het strand

Mogelijke routes naar het strand. Bewerking van: Plattegrond ’s-Gravenhage ‘copied from a Dutch plan of 1940 by I.S.T.D. Photolithographed by the War Office. 1944’

Toen Tazelaar en Wiardi Beckman eind november aan hun ‘stunts’ begonnen, hadden ze de route door de Palacestraat genomen. Ze vertrokken van het huis van Beckmans zus aan de Van Hogenhoucklaan. Om half vijf ’s nachts liepen de twee mannen gekleed in ‘dinner dress’ over de Van Alkemadelaan, die overgaat in de Zwolsestraat, naar het Gevers Deynootplein. Ze namen het straatje tussen het Palace Hotel en het Kurhaus dat Tazelaar kende van zijn aankomst een paar dagen eerder. Twee keer waagden ze een poging, maar ze zagen geen spoor van Erik Hazelhoff Roelfzema of de Motor Gun Boat uit Engeland.

Langs de hotels lopen was link. In het Palace Hotel was het Duitse hoofdkwartier voor de kustbescherming gevestigd. Er stond een schijnwerper op het dak.

palace hotel

Palace Hotel, gezien vanaf de Boulevard ter hoogte van het Oranje Hotel, ca. 1939. Foto: Willy Schuurman, Collectie Haags Gemeentearchief.

Daarom was Dogger op onderzoek uit geweest. Hij had een adres dichtbij het strand gevonden. Van de Ordedienst kende hij cadet Victor Makatita. Die was bevriend met cadet Max Confurius, wiens zus in Scheveningen woonde. Dogger ging bij Else Kiepe-Comfurius langs om te vragen of ze haar huis ter beschikking wilde stellen. Ze was ‘onmiddellijk bereid’ en zorgde zelfs voor koffie en boterhammen. Een uur voor ze op stap moesten, zat het gezelschap bij de gloeiende potkachel te wachten. Buiten was het intens koud. Om elf uur gingen ze de deur uit, twee aan twee. Tazelaar en cadet Pasdeloup, Dogger en Wiardi Beckman. Een half uur lang wachtten ze op het strand. Daarna keerden ze terug naar Kiepe om op te warmen. Om vier uur ’s nachts waagden Dogger en Tazelaar nog een poging: stel dat Hazelhoff Roelfzema nu op hun stond te wachten? Dat was niet het geval. Door mist had hij niet kunnen uitvaren.

Dogger bedacht dat het beter was om over de Gevers Deynootweg te lopen (Route 2), die met een bocht bij het strand uitkomt. Dan zouden ze namelijk precies ter hoogte van hun piertje (nummer 46 op de kaart) uitkomen. Alleen moesten ze nog vijftien meter teruglopen over de boulevard, tot de afdaling naar het strand. Een andere cadet had voor Dogger twee nachten gebivakkeerd in een ‘onderkomen op de boulevard’, een kleine bunker, en geconcludeerd dat het er veilig was: er was alleen een patrouille van drie soldaten die werd afgewisseld om twee uur en om vijf uur ’s nachts.

groningsestraat

Groningsestraat, met in het midden de Alkmaarsestraat, gezien naar de Gevers Deynootweg, ex. 1945. Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, Collectie Haags Gemeentearchief.

Dogger legde ook contact met Johan Scheepmaker in de Groningsestraat. Hij was officier van administratie der eerste klasse geweest en was in mei 1940 overgeplaatst van Den Helder naar Den Haag. Vier maanden later was zijn functie opgeheven. Pieter Riep en Willem Hertly van de Haagse Ordedienst hadden Scheepmaker gevraagd om voor hun organisatie te gaan werken, maar dat wilde hij niet. Dogger mocht wel bij hem logeren en zijn huis als uitvalbasis gebruiken. Vanaf het huis van Scheepmaker was de weg naar het strand nog korter (Route 1).

Voor het geval Hazelhoff Roelfzema uit Engeland het juiste piertje niet wist te vinden, schakelde Dogger hulptroepen in: de kornet Fritjof Dudok van Heel en de cadetten Chris Navis en Willem Pasdeloup. Navis zou het piertje (nummer 45) naast de grote pier bemannen. Daarvoor moest hij tussen de hotels door. Maar Navis merkte al snel hoe gevaarlijk het was:

Het gelukte mij in het geheel niet, ongemerkt de eerste strekdam te benaderen, reeds op het Gevers Deynootplein keerde ik, om geen achterdocht te wekken, regelrecht huiswaarts.


Adelborsten ’38: ‘Alsof ’t water is’

TB · 6 minuten om te lezen

Twee adelborsten van het jaar 1938: Peter Tazelaar, geheim agent uit Engeland en Gerard Dogger, adjudant van de Ordedienst.

‘Hier sta ik, ik kan niet anders’

FB · 5 minuten om te lezen

Het vroege verzet leek onverantwoord, hopeloos en nutteloos en toch waren er zulke 'gekken' bezield met de romantiek van Don Quichot.

Juni 1940: Jo ter Laak en de wonderbaarlijke zwerftocht van de politietroepen naar Engeland

TB · 8 minuten om te lezen

Jo ter Laak, korporaal bij de militaire politie, vertrok met zijn detachement uit Zeeland op 16 mei 1940 en kwam een maand later in Engeland.