FB · 01-03-2020 · 4 minuten om te lezen
‘Blijvende waarden uit de Nederlandse geschiedenis, waarop wij fier mogen zijn’
Wiardi Beckman over de grondslag van het geestelijk verzet
In maart 1941 organiseerde de Remonstrants-Gereformeerde Gemeente in Haarlem een serie van drie lezingen onder de titel ‘Dingen die blijven’. De Kerkenraad had daartoe het initiatief genomen. Er was naast de reguliere kerkdiensten, zo meende men, alle aanleiding voor een ‘gezamenlijke bezinning op de grote vragen, waarvoor de stroom der gebeurtenissen ons gemoed stelt’. Velen voelden de grond onder de voeten wegzinken in deze tijd van ‘schokkende gebeurtenissen en ingrijpende veranderingen’. Het was daarom zinvol om ‘te zoeken naar hetgeen in alle omstandigheden geldigheid hebben moet, en naar wat, door de wisseling van het tijdsgebeuren heen, is gebleven en zich ook nu handhaven zal of moet.’
De lezingen werden op drie zondagen gehouden in het Remonstrantenhuis naast de kerk in de Wilhelminastraat. Ze werden vervolgens uitgegeven door Tjeenk Willink met als titel: Dat wat blijft. De eigen predikant Willem Noordhoff sprak op 16 maart als eerste, over ‘Gods werk in het Evangelie’; dominee François Kleijn uit Den Haag sloot op 30 maart de rij over ‘Voetsporen Gods in het menschenleven’. De tweede lezing in de reeks werd op zondagmiddag 23 maart 1941 om vier uur in de middag gehouden door H.B. Wiardi Beckman. Voor een honderdtal toehoorders hield hij een voordracht met als titel ‘Blijvende waarden in de geschiedenis’. Beckman sprak ‘voor eigen gemeente’: het echtpaar Wiardi Beckman behoorde tot de ongeveer 900 leden van de Remonstrantse Gemeente in Haarlem. Beckmans moeder was lid geweest van de Remonstrantse Broederschap, zijn jongere zus Wil was Remonstrants predikant.
Wiardi Beckman sprak over ‘[b]lijvende waarden uit de Nederlandsche geschiedenis, waarop wij fier mogen zijn’: de Nederlandse vrijheidszin, het respect voor de menselijke persoonlijkheid, de verdraagzaamheid, het gevoel voor recht en rechtvaardigheid. ‘Blijvende waarden, die verplichtingen opleggen aan wie zijn volk trouw wil zijn.’ Hij riep daarmee niet alleen op tot weerbaarheid tegen het Duitse bezettingsregime, hij formuleerde er ook de geestelijke grondslag voor en benoemde de waarden waarvoor hij streed. Niet ten onrechte schreef de voormalig redacteur van Het Volk Levinus van Looi over hem: ‘Hij was, in 1940 reeds, een van de belangrijkste mannen uit het geestelijk verzet. Het geestelijk verzet, dat de zin vormde en de basis legde van het daadwerkelijk verzet, dat zonder geestelijke inhoud weinig waarde zou hebben gehad. […] Wiardi Beckman [was] waarschijnlijk de jongste, maar stellig één naar wiens bezonken oordeel en onwrikbaar vast richtingwijzen, vele besluiten zijn vastgesteld.’
Die blijvende waarden – Beckman sprak ook wel van het Nederlandse ‘volkskarakter’ – hadden hun vorm gekregen tijdens de tachtigjarige oorlog: in de strijd tegen het Spaanse streven naar absolutisme en tegen de hardhandige Katholieke ketterjagerij. Al eerder waren bepaalde grondtrekken van de ‘volksaard’ aanwezig. Beckman wees op het humanisme van Erasmus, met zijn verdraagzaamheid en individualisme. Tijdens de Opstand speelden zowel de verdraagzame Erasmianen als de felle Calvinisten een belangrijke rol, soms elkaar bestrijdend, dan weer elkaar stimulerend.
In de Republiek mondde de vrijheidsstrijd uit in een gedecentraliseerd bestuurlijk stelsel waarin de maatschappelijke en politieke krachten elkaar in een zeker evenwicht hielden en verscheidenheid werd gewaarborgd. Beckman realiseerde zich heel goed dat ‘de geschiedenis van dit oude Nederland donkere bladzijden heeft’. Er was soms sprake van ergerlijke onverdraagzaamheid; En de middeleeuwse vrijheden, privilegiën eigenlijk, waarvoor men streed waren ver verwijderd van het moderne vrijheidsbegrip. Maar desondanks was naar de maatstaven van die tijd de Republiek ‘een toonbeeld van tolerantie’ en een Europees ‘centrum van vrijen geest en vrij wetenschappelijk onderzoek’. Daarmee week de Nederlandse cultuur duidelijk af van het heersende patroon in Europa.
Beckman vatte samen:
De vrijheid – de vrijheid van geest zoowel als de staatkundige vrijheid –, zij is bij ons van ouds inheemsch. Dit is wel het sterkste van de fundamenten, waarop het Nederlandsche volksleven is opgetrokken. Wij stellen haar voorop, als wij ons zetten, om in de geschiedenis van onze natie te zoeken naar dat, wat blijft. En bij deze vrijheid, die onafhankelijke critiek en speelruimte voor ieders ernstig persoonlijk oordeel insluit, behoort de zin voor recht en rechtvaardigheid. […] Anderzijds behoort onverbrekelijk bij den Nederlandschen vrijheidszin het respect voor de menschelijke persoonlijkheid; óók voor de persoonlijkheid van den ander, welke ook zijn kleur, zijn overtuiging mogen zijn. En zoo komen wij nogmaals tot de tolerantie, tot de verdraagzaamheid, zonder dewelke het leven van het geestelijk zoo verscheiden Nederlandsche volk zou verstikken.Tegen de Duitse bezetter moesten deze kernwaarden opnieuw verdedigd worden, vond Wiardi Beckman.
Velen dachten in die tijd dat de oorlog snel voorbij zou zijn als gevolg van de ineenstorting van het Nazi-regime. Anderen meenden juist dat de Duitse overheersing van Europa definitief was en dat men zich maar beter kon aanpassen aan ‘de nieuwe tijd’. Wiardi Beckman verzette zich tegen beide opvattingen. Op 15 juli schreef hij aan Sal Witteboon, toen deze net ontslag had genomen als redacteur van Het Volk: ‘Net als jij heb ik de rotsvaste overtuiging, dat deze beproeving voorbij gaat; het komt er dan op aan hóe ieder van ons er onder uit komt, wat zijn vrijheid van geest en zijn karakter betreft. Alle gepraat over “aanpassing” aan een nieuwe wereld die blijvend zou zijn, ergert mij als ontrouw, ….. én oppervlakkigheid. Het kán lang duren – maar wij zullen er stellig onderuit komen. In de tusschentijd is onze eerste plicht: het zuiver bewaren van de vrije, Nederlandsche geest.’
Bronnen
- Remonstrantenblad voor Haarlem, Bloemendaal, Heemstede. Orgaan van de Remonstrantsch-Gereformeerde Gemeente te Haarlem 36/4 (1 april 1941). Noord-Hollands Archief, Archief van de Remonstrants-Gereformeerde Gemeente te Haarlem, 3025.4.1, inv. nr. 377.
- H.B. Wiardi Beckman, ‘Geschiedenis als opdracht’, in: W.R.M. Noordhoff, H.B. Wiardi Beckman en F. Kleijn, Dat, wat blijft (Haarlem 1941) 34-64, aldaar 63-64.
- L.J. van Looi, ‘Herinnering aan een groot mens’, Voormalig Verzet Nederland, 1965.
- Brief van H.B. Wiardi Beckman aan Sal Witteboon, 15 juli 1940. Familiearchief Wiardi Beckman, Map J.
- Zie ook: Becker&Becker, ‘Opdat wij onder onze voeten houden de vaste grond van dat, wat blijft’, Wiardi Beckman als verzetsman, Socialisme & Democratie 77/1 (februari 2020) 67-73.