FB · 21-05-2021 · 3 minuten om te lezen
Het hondje van Wilhelmina
Koningin Wilhelmina speelde tijdens de oorlog, toen de Nederlandse regering in ballingschap in Londen verbleef, een prominentere politieke rol dan in onze constitutionele monarchie gebruikelijk is. Bij gebrek aan een functionerend parlement waaraan de ministers verantwoording moesten afleggen, zag zij het ‘als een van haar voornaamste taken – zo niet de voornaamste – de spreekbuis van het volk te zijn en, zoals het parlement dat vroeger gedaan had, de ministers rekening te laten houden met de wensen van het volk’. Aldus Miep Brave-Maks, die tijdens de oorlog als secretaresse voor de koningin werkte en daarover De koningin in Londen (1980) schreef.
Wilhelmina en Juliana bezoeken Oranjehaven, de Engelandvaardersclub in Londen, 11 september 1944. Miep Brave-Maks staat vooraan, derde van rechts. Nationaal Archief (NA), Collectie Anefo.
Voor Wilhelmina waren de Engelandvaarders een levenslijn met het bezette gebied: ‘Ik zou niet geweten hebben wat ik zonder de Engelandvaarders beginnen moest. Ik heb zo ontzettend veel aan ze te danken.’ De ministers hadden geen tijd voor hen: ‘Daardoor wisten de ministers niet wat er in Nederland gebeurde.’ De ministers op hun beurt vonden de Engelandvaarders een onbetrouwbare, veel te eenzijdige bron om de stemming in Nederland te kunnen peilen.
De verhouding tussen vorstin en kabinet verslechterde in de loop van de oorlogsjaren. Wilhelmina, met haar dadendrang, kon weinig waardering opbrengen voor het ‘oudenmannenhuis’, zoals zij het kabinet omschreef. De ministers gingen zich steeds meer storen aan wat zij als eigengereid optreden van het staatshoofd beschouwen. Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Gerrit Bolkestein schreef in zijn memoires dat er in Londen een ‘autoritair koninklijk gezag’ groeide. Tegen Lou de Jong zei Wilhelmina:
Ja, maar ik was ook lastig, meneer de Jong, dat weet ik wel.
Soms hield Wilhelmina zich tot in detail bezig met de besluitvorming, zoals bij het verzoek aan Stuuf Wiardi Beckman om naar Londen over te komen. Vanzelfsprekend gingen wij op zoek naar enigerlei getuigenis van de koningin daarover. Maar het is bijzonder lastig om sporen te vinden van haar rol, en dan vooral sporen van eigen hand. In de Parlementaire Enquête naar het regeringsbeleid 1940-1945 bleef haar betrokkenheid buiten de verhoren. Slechts incidenteel liet een getuige er iets over los. Die passages zijn wel in de archieven bewaard gebleven – in de tekst die de getuigen voor controle te zien kregen, maar werden voor publicatie geschrapt. De rijke bron van haar correspondentie met haar dochter, waarover haar biograaf Cees Fasseur kon beschikken, is niet openbaar maar bevindt zich in het Koninklijk Huisarchief.
De viering van Wilhelmina's 64ste verjaardag in Regent's Park, Londen, 31 augustus 1944. V.l.n.r.: ministers Michiels van Verduynen (in lichte regenjas) en Van Kleffens, mevr. Van Kleffens-Horstmann, minister-president Gerbrandy, generaal-majoor Phaff, president-commissaris van Vrij Nederland Rijkens en ministers Van Mook, De Booy, Van den Tempel en Albarda. NA, Collectie Anefo.
Inmiddels zijn het ‘geheim archief’ en het ‘dossierarchief Londen mei 1940-mei 1945’ van het Kabinet der Koningin openbaar, maar van de eerste oorlogsjaren is weinig bewaard gebleven. Wilhelmina’s handgeschreven notities dateren vooral van na 1942. Tegen De Jong zei ze: ‘Ik heb natuurlijk alle stukken verbrand. Hiermee bedoel ik de blocnotes die ik aan de ministers stuurde. Daar mocht immers niets van overblijven. Ik neem aan dat de heren allemaal hetzelfde gedaan hebben.’
Heel waarschijnlijk was het de hand van Wilhelmina, die op een lijstje van minister-president Gerbrandy met uit Nederland over te laten komen personen, in 1941 de Romeinse ‘I’ en ‘II’ met potlood in de kantlijn zette: bij Wiardi Beckman en Tielens. Verder stamt haar enige bewaarde notitie over Beckman uit 1944: ‘Wiardi Beckman? Mil. gezag & pers.’ Kennelijk had zij toen nog steeds een functie voor Beckman op het oog, al wist ze dat hij gearresteerd was en dat er een proces tegen hem had plaatsgevonden.
Vele uren zoeken leverden niet op wat wij hoopten. Maar wie zoekt vindt altijd iets verrassends. Zoals bekend tekende en schilderde Wilhelmina graag. In dezelfde map als de notitie over Beckman, troffen we een tekening van haar aan… van een hondje. Stond Bernhards Sealyham-terriër Martin model? Of haar eigen Blackie?